Economisch beleid Fryslan: spin off richting innovatie moet nog plaats vinden
In het kwartaalbericht van ING Economisch Bureau van augustus 2011 is aandacht voor het innovatieklimaat in de regio's. Hieruit blijkt dat de provincie Fryslân onder gemiddeld scoort als het gaat om het innovatieklimaat.
Ondanks majeure investeringen in initiatieven als de Kenniscampus, de Dairy Campus, de Watercampus en het subsidiefonds Fryslân Fernijt III komt Fryslân niet hoger dan een tiende plaats.
Uit antwoorden van het college van GS van de VVD Fryslan blijkt dat Fryslan slecht scoort op criteria als opleidingsniveau beroepsbevolking, kenniswerken en creativiteit. Op het criterium innovatieve werkgelegenheid laat Fryslan een positieve ontwikkeling zien (de werkgelegenheid nam in Fryslân toe, terwijl de werkgelegenheid in de meeste provincies afnam). Het college van GS vindt net als de VVD Fryslan innovatie van groot belang voor de kenniseconomie. In de komende jaren wordt nog geïnvesteerd in bijvoorbeeld de Watercampus en de Dairy Campus.
Het college van GS geeft wel aan dat het probleem bij innovatieprojecten is dat de resultaten pas na enige jaren zichtbaar is. Bij de nieuwe nota Economie zal het beleid om bedrijven te stimuleren om de transitie naar de kenniseconomie te maken geëvalueerd worden.
De provincie Fryslan scoorde in 2010 de laagste economische groei met 0,8%. Volgens het college van GS hing dat samen met de relatief sterke aanwezigheid van de bouwnijverheid. In deze bedrijfstak was de krimp in 2010 nog sterker dan in 2009.
De effecten van innovatiestimulering zijn lastig te meten. De effecten van Fryslan Fernijt II is dan ook lastig. In de nieuwe economische beleidsvisie zal monitoring een belangrijke plaats innemen. De vragen van de VVD Fryslan zullen meegenomen worden bij het formuleren van de indicatoren op het terrein van innovatie.
Leeuwarden, 29 september 2011
Verzonden,
Ons kenmerk : 00973562
Afdeling : Economie, Innovatie en Kennis
Behandeld door : C.M. de Pee / (058) 292 59 54 of c.depee@fryslan.nl
Uw kenmerk : 969865
Bijlage(n) :
Onderwerp : Beantwoording schriftelijke vragen over het Innovatieklimaat in Fryslân
Geachte mevrouw De Vries,
Uw schriftelijke vragen op grond van artikel 39 van het Reglement van Orde, binnengekomen op 30 augustus 2011 beantwoorden wij als volgt.
N.a.v. het verschijnen van het genoemde kwartaalrapport hebben wij contact opgenomen met het ING economisch bureau, omdat wij ons afvroegen hoe men aan de cijfers is gekomen. Wij kunnen u hierover het volgende melden. Het ING economisch bureau heeft in 2004 een Innovatiemonitor ontwikkeld die bestaat uit een viertal[1] pijlers. Bij dit onderzoek is gefocust op pijler II, welke de volgende criteria behelst:- Opleidingsniveau beroepsbevolking- Kenniswerkers- Creativiteit- Innovatieve werkgelegenheid. Er is dus gefocust op het innovatieve arbeidspotentieel. Uit het onderzoek blijkt dat Fryslân op de eerste drie criteria niet goed scoort. Op de vierde, innovatieve werkgelegenheid, laat Fryslân een positieve ontwikkeling zien. Het is ook goed om te melden dat uit een rapport van 2005 bleek (van de ING) dat Noord-Nederland (Fryslân is er niet specifiek uitgelicht) goed scoort op de pijlers III en IV. Tot slot van deze inleiding, de ING innovatiemonitor is een tool om regio's te vergelijken en om ontwikkelingen op dit gebied in de tijd te volgen. De ING stelt dat het ‘het beleidsmatige succes van allerlei innovatieve initiatieven' via hun tool niet is te meten.
En dan gaan we u over naar uw vragen:
Vraag 1:
In het kwartaalbericht van ING Economisch Bureau van augustus 2011 is aandacht voor het innovatieklimaat in de regio's (zie bijlage). Hieruit blijkt dat de provincie Fryslân ondergemiddeld scoort als het gaat om het innovatieklimaat. Dit ondanks majeure investeringen in initiatieven als de Kenniscampus, de Dairy Campus, de Watercampus en het subsidiefonds Fryslân Fernijt III. Hoe verklaart het college van GS dit? En hoe gaat het college van GS het tij keren? Innovatie is voor de kenniseconomie van cruciaal belang volgens de VVD Fryslân.
Antwoord vraag 1:
Wij zijn het met u eens dat innovatie voor de kenniseconomie van groot belang is. Daarom hebben wij de afgelopen jaren ook volop geïnvesteerd in grote projecten waarbij de innovatie- en kenniscomponent een rol speelt. U noemt er reeds een paar. Voor deze projecten geldt dat de spin-off richting innovatie nog moet plaatsvinden. Ten aanzien van de Kenniscampus is nu voornamelijk geïnvesteerd in ‘de bakstenen'. Het doel is ook om hieraan gekoppeld kennisgerelateerde bedrijvigheid te verkrijgen. De watercampus staat nog in de kinderschoenen. We hopen dat op het voormalige Atoglasterrein in 2012 de eerste schop de grond in gaat. Ook de resultaten van de Dairy Campus zijn nu nog niet zichtbaar. Het probleem met innovatieprojecten is dat de resultaten pas na enige jaren zichtbaar worden. Van de ING begrijpen we dat de resultaten van deze projecten niet in hun Innovatiemonitor terecht zullen komen. Dit geldt ook voor projecten in het kader van Fryslân Fernijt II. Wij komen hier in antwoord zes op terug.
Vraag 2:
Volgens het huidige Kabinet heeft de provincie een kerntaak als het gaat om de regionale economie. Gaat het college van GS het provinciale beleid voor de regionale economie bijstellen en bijsturen op basis van deze resultaten? Zo ja/nee, waarom wel/niet?
Antwoord vraag 2:
Innovatie staat bij ons ten aanzien van het regionaal economisch beleid hoog in het vaandel. Wij willen bedrijven stimuleren om de transitie naar de kenniseconomie te maken. Wij komen met een nieuwe nota over de Economie te komen. Dit is een goed moment om het beleid nog eens nader te evalueren en zo mogelijk bij te sturen.
Vraag 3:
Ondanks banencreatie valt Friese innovatiepotentieel laag uit" aldus het kwartaalbericht. Welke consequenties trekt het college van GS hieruit?
Antwoord vraag 3:
Zoals gemeld in de inleiding scoort Fryslân niet goed, vanwege de indicatoren die zijn gekozen. Wij trekken hieruit de conclusie dat er qua Opleidingsniveau beroepsbevolking, Kenniswerkers, Creativiteit nog wel wat te verbeteren valt in Fryslân. De vierde indicator, aantal innovatieve banen, daarover valt in het rapport te lezen dat Fryslân relatief goed scoort. De afgelopen jaren is de werkgelegenheid in de innovatieve sectoren in onze provincie toegenomen, terwijl deze in de rest van de meeste andere provincies en in Nederland als geheel afnam. Dat vinden wij een positieve ontwikkeling.
Vraag 4:
Wat betreft opleidingsniveau, kenniswerkers en creatieve banen scoort Fryslân slecht. Welke consequenties trekt het college van GS hieruit?
Antwoord vraag 4:
Dat klopt en op de vierde indicator - innovatieve werkgelegenheid- scoort Fryslân juist weer goed. Wij maken ons geen zorgen om deze scores. Zoals in de inleiding gemeld worden deze criteria gehanteerd ter vergelijking tussen de provincies. Wij verwonderen ons er niet over dat regio's als Utrecht en Noord-Holland hoger scoren op deze criteria.
Vraag 5:
De regionale economische groei in 2010 was in Fryslân het laagst van alle provincies, en ver onder het nationale gemiddelde. Hoe verklaar het college van GS dit? Wat gaat het college van GS concreet doen om de regionale economische groei ten opzichte van de andere provincies te verbeteren?
Antwoord vraag 5:
Onze provincie had inderdaad in 2010 de laagste economische groei met 0,8 procent. Dat hing samen met de relatief sterke aanwezigheid van de bouwnijverheid. In deze bedrijfstak was de krimp in 2010 nog sterker dan in 2009. Onze invloed op economisch terrein is bescheiden. Externe invloeden kunnen wij niet keren. V
Vraag 6:
Wat zijn de concrete doelen c.q. resultaten die het college van GS nastreeft op het terrein van innovatie? Hoe wil ze dit bereiken? En heeft het college van GS voldoende zicht op de effecten van het provinciale beleid op het gebied van innovatie. Zo ja, hoe en welke? Zijn er rapporten beschikbaar? Zo nee, hoe denkt het college dit dan te krijgen? Wanneer kunnen we de effecten van het eind 2010 geëindigde Fryslân Fernijt II verwachten?
Antwoord vraag 6:
In ons economisch beleid staat innovatie centraal. Cruciaal bij innovatie zijn kennis en ondernemerschap. Onze (bescheiden) rol op dit terrein is o.a. om de partijen (triple helix) bij elkaar te brengen en hen te stimuleren om te gaan innoveren. Eén van onze financiële instrument is Fryslân Fernijt III. Echter de effecten van innovatiestimulering zijn lastig te meten. Het Centraal plan bureau heeft een rapport geschreven over de (on) mogelijkheden van effectmeting van Innovatie. Het CPB hanteert als inputindicator de hoogte van de uitgaven aan R&D en innovatie-uitgaven. Als output hanteert men het aantal octrooien en de omzet van nieuwe producten als % van totale omzet. Wij bezinnen ons momenteel op een nieuwe economische beleidsvisie. Ook zal monitoring hier een belangrijke plaats innemen. Uw vragen zullen wij meenemen bij het formuleren van de indicatoren op dit terrein. Over de effecten van Fryslân Fernijt II het volgende: op dit moment zijn nog niet alle projecten van Fryslân Fernijt II afgerekend. Voor 31 december 2011 zullen naar verwachting alle projecten van Fryslân Fernijt II zijn afgerekend. Na deze afrekening van de projecten kan bepaald worden of alle projecten zijn uitgevoerd conform de oorspronkelijke plannen en of het budget dat beschikbaar was voor subsidie volledig is besteed. Hierover kunnen wij desgewenst uw Staten informeren in het eerste kwartaal van 2012. Pas na enige tijd kan iets zinnigs gezegd worden over de daadwerkelijke effecten van de uitgevoerde projecten. Hebben de projecten ook daadwerkelijk een uitrol gekregen in de markt en zo ja, tot welke private vervolginvesteringen heeft dat geleid? Als voorbeeld over de soms lange time-to-market bij innovatie projecten kan hier een project genoemd worden dat in het kader van Fryslân Fernijt I in 2005 een bijdrage heeft gehad. Het ging om een project gericht op de ontzouting van water binnen het thema watertechnologie. Het project heeft geleid tot een patent dat weer door een ander Fries bedrijf (Aqua explorer) is gekocht. Aqua explorer heeft het project doorontwikkeld en heeft in 2011 een aparte B.V. opgericht dat zich volledig richt op de vermarkting van de betreffende technologie.
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
J.A. Jorritsma, voorzitter
drs. A.J. van den Berg, secretaris