Opinie: Toon en manier van debatteren in politiek vergroten het wantrouwen

Ik was één van die bijna 1 miljoen kijkers die onlangs naar de aflevering van Zomergasten met Eberhard van der Laan heeft gekeken. En ja, ik was ook een van de zovelen die het niet droog hield toen Van der Laan geëmotioneerd raakte bij de beelden van voetballer Abdelhak Nouri, alias Appie. Maar wat mij het meeste aansprak die avond, was de kritiek die Van der Laan uitte op het feit dat het “vliegen afvangen” de overhand heeft gekregen in de Tweede Kamer. Hij verwees hierbij naar het Tweede Kamerdebat over terrorisme en de aanpak van jihadisten, naar aanleiding van de zogenoemde Charlie Hebdo-aanslag. Met samengeknepen billen had Van der Laan destijds naar dit debat gekeken. Een debat dat uiteindelijk niet ging over waar de burgers mee zitten, maar waar Kamerleden elkaar te lijf gingen - figuurlijk wel te verstaan -, elkaar vergeleken met terroristen en elkaar vliegen afvingen. Het ergste is nog, aldus Van der Laan, dat Kamerleden het niet eens door hebben. Ze zien “Wie kan het beste de ander afkatten?” als hun werk. Opvallend. Een gemiddelde werknemer komt er niet mee weg als hij dagelijks zijn collega’s afkat.

De volgende dag zat Job Cohen bij Eva Jinek, waarbij werd teruggeblikt op de uitzending van Zomergasten. Cohen gaf aan dat ‘het de cultuur is geworden om continue de verschillen die er zijn op een behoorlijke fanatieke manier tot uiting te brengen’. Jinek stelde begrijpelijk de vraag of er in Den Haag wel ruimte is om verbindend te praten, om je als partij te profileren, zonder je af te zetten tegen anderen? Cohen antwoordde hierop dat in deze kwestie misschien ook wel een taak bij de journalistiek ligt. Dat de journalistiek als uitgangspunt zou kunnen hebben: ‘Ik begrijp dat jullie het er niet over eens zijn, maar waar zitten de punten van overeenstemming?’ Ik vermoed dat Cohen vooral doelde op de bekende praatprogramma’s, waarbij vaak de tegenstellingen tussen de partijen worden getoond. Dat is jammer. De kiezer is juist gebaat bij het inzichtelijk krijgen hoe partijen denken gezamenlijk een probleem te kunnen aanpakken. Juist in een polderland als de onze.

Vooropgesteld, ik ben niet vies van een pittig debat. En ja, elke politicus lijdt in meer of mindere mate aan profileringsdrang en wil graag dat zijn of haar boodschap aan de kiezer voor het voetlicht wordt gebracht, wat niet altijd eenvoudig is. Maar de toon die wordt aangeslagen en de manier waarop het debat nu vaak wordt gevoerd, verhogen het wantrouwen dat mensen in volksvertegenwoordigers hebben. Daar is de democratie niet bij gebaat. Het is primair aan de volksvertegenwoordigers om te zorgen voor een cultuuromslag in deze. Zij moeten zich realiseren dat ze er voor de burgers zitten en niet voor henzelf.

Daarnaast onderschrijf ik van harte de oproep van Cohen aan de journalistiek, als vitaal onderdeel van de democratie, om meer inzichtelijk te maken hoe volksvertegenwoordigers denken gezamenlijk een probleem te kunnen aanpakken. Wat ik echter nog miste in de oproep van Cohen is dat de journalistiek minder podium moet bieden aan politici die enkel schreeuwen om het schreeuwen. Bij deze.

Maar ik zou ook graag de kiezers in deze kwestie een taak willen toedichten. Volgens Van der Laan háten kiezers het dat de mensen waarop zij gestemd hebben, vervolgens vier jaar lang hun werk maken van ‘het elkaar vliegen afvangen’. Als dat zo is (en ik hoop dat het zo is), laat kiezers dat dan maar duidelijk maken. Nu zie ik nog al te vaak dat tweets of facebookberichten van volksvertegenwoordigers, waarbij de ander wordt “afgekat”, worden geliked of geretweet. Mensen zijn prima in staat hun ongenoegen over van alles en nog wat te uitten, al dan niet genuanceerd of terecht. Laat ze dat dan ook hier doen. Daarmee bewijzen ze zichzelf uiteindelijk een dienst!

 

Avine Fokkens-Kelder

Fractievoorzitter VVD Fryslân

 

 

Publicatiedatum: 26 augustus 2017